Onder betrekkelijkheid …
BETREKKELIJKHEID VAN HET BREIN
Onder betrekkelijkheid van het brein versta ik het feit dat mijn brein in betrekking staat met mijn milieu, mijn opvoeders, mijn naasten die ik ontmoet, maar ook met mijn geschiedenis, het appel dat uitgaat naar mij, wat mij ziek en gezond maakt.
Swaab in zijn studie, (Wij zijn ons brein) verabsoluteerd het brein en neemt de betrekkelijkheid minder serieus. Toch spreekt hij boeiend en relevant over de werking van onze hersenen. De hersenen zijn de bron van plezier, vreugde, gelach, vermaak, smart, pijn, angst en tranen. Alles wat we denken, doen en laten gebeurt door onze hersenen. Onze hersenen zijn anderhalve kilo zwaar en bevatten 100 miljard neuronen, die zorg dragen voor de overdracht van chemische boodschappen in onze hersenen. Het brein produceert onze geest. Na de baring wordt de oxytocine van de moeder gezien als boodschapper van affectie, gulheid, rust, vertrouwen, en gebondenheid. Bij een warme sociale interactie zoals knuffelen stijgt de oxytocine- spiegel in het bloed. Swaab is mij wel eens te deterministisch. Iemand kan genetisch gezien gedoemd zijn A te doen maar toch besluiten B uit te voeren. Dit verrassingselement kent Swaab niet. Toch geldt ook hier dat de genetische achtergrond en de ontwikkeling in de baarmoeder de hersenen sturen. Karakter, talenten en beperkingen zijn voor een belangrijk deel vastgelegd. Ook na de geboorte is ons hersensysteem nog ontvankelijk. Het sociaal economische milieu beïnvloedt de hersenontwikkeling. Genderproblemen, neurologische oorzaken, beschadigingen kunnen negatief uitwerken in de hypothalamus en amygdala. Transseksualiteit, pedofilie etc., kunnen hun intrede doen. Lastig voor de mensen. Swaab bepleit goede sociale netwerken om deze mensen af te houden van ongewenst gedrag. Swaab gelooft terecht niet in zware straffen en castrering. Verslavende stoffen verstoren vaak de eigen productie van stoffen in de hersenen en kunnen ongunstige bijwerkingen veroorzaken. In onze hersenstam, worden functies gereguleerd die cruciaal zijn om te overleven, zoals ademhaling, hartslag, temperatuur en de afwisseling van waken en slapen. Door de hersenstam lopen zenuwvezels naar beneden die de spieren van ons lichaam besturen. Hersenschors cen thalamus zijn cruciaal voor ons bewustzijn. Het bewustzijn is een lichamelijk chemisch fenomeen. Waar Swaab gelijk in heeft is dat sommige mensen geboren worden met bepaalde eigenschappen, die door omgeving en opvoeding nauwelijks beïnvloed kunnen worden. Agressie kan biologisch verklaard worden. De piek in het mannelijke hormoon testosteron tijdens de zwangerschap maakt jongens later agressiever. Storingen in het DNA waardoor chemische boodschappers in de hersenen
afwijken, kunnen noodlottig worden voor mensen. Werk je serotonine niet goed dan word je
a- sociaal. Ulrike Meinhoff die vanuit de Rote Armeefraction mensen inspireerde tot revolutie tegen het kapitalisme bleek een uitpuiling van een bloedvat te hebben dat drukte op de amygdala. Dat maakte vrouw uiteindelijk kansloos. Ze pleegde zelfmoord. Stofwisselingsstoornissen, infecties in de baarmoeder en zuurstoftekort kan leiden tot autisme. Ook een ziekte als schizofrenie kan tijdens baarmoedertijd ontstaan en mensen later confronteren met stemmen beelden die zij als echt ervaren. Ik vraag me af of het terecht is als Swaab moreel gedrag verklaart uit biologische factoren. Deze zijn stellig van belang maar ook hier is Swaab me te deterministisch. Swaab is geen voorstander van religie. Hij citeerde Abbey, die zegt dat wij God noemen alles wat we niet begrijpen. Spiritualiteit is de ontvankelijkheid voor religie en deze is 50% genetisch bepaald. Religie wordt via opvoeding vastgelegd in onze hersenen net als onze moedertaal. Serotonine speelt een belangrijke rol bij de mate waarin we spiritueel zijn. LSD, cactus en paddo’s kunnen spiritualiteit bevorderen. Het religieuze gevoel van een wording met God kan versterkt worden door het belonende dopaminesysteem. Swaab vindt religie maar niets maar moet toegeven dat onze hersenen religie opslaan. Volgens Swaab heeft bidden geen effect. Bidden is zinloos. Volgens Swaab kunnen mensen zich prettig voelen bij het bidden. Het stresshormoon cortisol daalt in hun bloed.
Volgens Swaab spelen wanen een rol in religie. Een patiënt met epilepsie die ontstaan in de temporaalkwab van de hersenen kunnen veel extatische ervaringen krijgen. Ten aanzien vrije wil is Swaab terughoudend. Ons gedrag ligt bij de geboorte in belangrijke mate vast. Nietsche leerde terecht: een gedachte komt als zij wil, niet als ik wil. Victor Lamme in zijn (De vrije wil bestaat niet) is van mening dat het brein onze acties bepaalt en onze gedachten daar achteraan hobbelen. Vaak denken wij dat de daad de gedachte volgt. Maar in werkelijkheid geven onze hersenen aan dat een proefpersoon gaat drukken op een knop voordat die dat zelf weet. Gedachten volgen dus onze daden. Antonio Damasio in zijn (Het zelf wordt zich bewust) neemt ons mee op trektocht door de hersenen. Ons bewustzijn sprankelt in onze geest. Gaan we slapen dan schakelen we het bewustzijn uit. Zonder bewustzijn, zonder een geest die is toegerust met subjectiviteit zouden we op geen enkele manier weten dat we bestaan. Bewustzijn betekent dat we een geest hebben waarvan we ons bewust zijn. De hersenstam maakt ons bewustzijn mogelijk. Damasio gelooft dat een bewuste geest ontstaat wanneer een zelfproces aan een fundamenteel geestproces wordt toegevoegd. Het zelf is een proces. Een geest die taal ontwikkelt maakt het mogelijk dat de geest bestaat. De hersenen van de mens produceren gedrag, geest en bewustzijn. Wij mensen scoren hoog om uit te groeien tot complexe schepselen. Wij mensen kennen een responsbeleid =(antwoord beleid) waarbij wij regels bedenken die besluiten kunnen tot beweging. Hersenen die voorzien zijn van geest en bewustzijn hebben een regulerend vermogen. Goede dingen scheiden dopamine af, gevaren produceren cortisol. Onze gevoelens zijn de barometers van de levensregulering. Onze geest uitgerust met identiteit en persoon- zijn maakt weloverwogen levensregulering mogelijk. De voornaamste functie van onze hersenen is de regulering van het leven. Het kenmerk van onze hersenen is hun geheimzinnige vermogen kaarten te scheppen. Wanneer hersenen kaarten maken dan informeren zij zich zelf. Wanneer hersenen kaarten maken dan maken ze ook voorstellingen, de belangrijkste munteenheid van onze geest. Het bewustzijn geeft ons de gelegenheid kaarten als voorstellingen waar te nemen, die voorstellingen te manipuleren en erover na te denken. De hersenen hebben het vermogen aspecten van de structuur van dingen en gebeurtenissen buiten de hersenen te representeren, waaronder handelingen van ledematen en spraakorgaan. Een opzienbarend gevolg van het feit dat de hersenen onophoudelijk dynamische kaarten construeren is de geest. Het proces van de geest is een aanhoudende stroom van voorstellingen die corresponderen met de doorgaande activiteit van de hersenen en sommige worden opnieuw gevormd vanuit het geheugen in een proces van herinnering. Gevoelens van emotie zijn samengestelde percepties van wat in ons lichaam en in onze geest gebeurt. Onze herinneringen kunnen vervagen.(Ons geheugen is wonderbaarlijk. De hersenen zijn in staat bepaalde patronen op te slaan en de weg daar naartoe te vinden. De hersenen kunnen zaken opslaan en weer oproepen. Onze herinneringen worden bepaald door onze eigen geschiedenisuitingen. Er bestaat geen waarheidsgetrouw geheugen. De mens is in staat persoonlijke gevoelens uit het verleden opnieuw te ervaren. Ervaringen zijn privé. Ze zijn eigendom van onszelf en van niemand anders. Gedrag en geest leiden tot de schepping van cultuur, De aanhoudende reflectie verandert ook de structuur van het autobiografische zelf. Dat alles maakt kunsten en wetenschap mogelijk. Vergeleken met Swaab en Lamme, komt Damasio dichter bij de betrekkelijkheid van de hersenen. In de hersenen van Damasio is het prettiger toeven. Er is meer communicatie, ontvangst. Niets ligt dogmatisch vast. Cultuur verkrijgt een plaats.
Wij vallen samen met onze hersenen. Dat is onontkoombaar. Dat betekent dat ik niet geloof in de ziel als goddelijke vonk. Ik geloof niet in bewustzijn buiten mijn lichaam. Keizer (in zijn Onverklaarbaar bewoond) spreekt over het voornemen (de geest) die de toetsen (het brein) aanraakt en zo ontstaat een melodie (de handeling). Wij zullen het allemaal met ons brein moeten doen. Ook ons geloven is verankerd in het brein. Het geloof is niet buiten ons brein zodat we volstrekte zinloze gebeden (bidden om een kankergezwel te verliezen) kunnen nalaten. Ik bid met mijn brein en besef de mogelijkheden maar ook de onmogelijkheden, de grenzen, en verrassingen.
DE DIMENSIE VAN HET ANDERE IN ONZE EIGEN WERKELIJKHEID
We spreken over het Koninkrijk van God dat ooit ergens zal aanbreken, we spreken over de hemel als bestemming ooit en ergens. In de jaren zestig werden we geïnspireerd door het denken vanuit het einde. Dat maakte voor ons het geloof meer toegankelijk. Ik las met genoegen de werken van de remonstrantse hoogleraar G.J. Heering en was gecharmeerd van de ethische theologie in de 19e eeuw (Chantepie de la Saussaye) waarin een brug werd geslagen tussen vrijzinnigheid en orthodoxie. Drees (in Godsdienst op een Keerpunt) veronderstelt dat ooit en ergens, niet valt te onderscheiden van nooit en nergens. Als we spreken over denken vanuit het einde, dan heeft dat betrekking op het andere. Dat moet worden ingebracht op iedere plaats en tijd. Het andere is het wenselijke dat verweven moet worden met de werkelijkheid. In deze setting kunnen we religie een veilige plaats verlenen. Drees verwijst naar Ralph Burhoe die veel aandacht besteedt aan de rol van religie in de wording van de menselijke soort. De evolutie van de menselijke soort is een symbiotische
co-evolutie van genetische informatie en culturele informatie (taal, religie).Het gaat om een proces dat samenhangt met de evolutie van de hersenen als de plaats waar die twee soorten informatie samenkomen. Religie wil zeggen rituelen, mythen en expliciete theologieën. Dat zijn de systemen die het bestand aan fundamentele waarden dragen en daarmee de sturingsmechanismen in onze zenuwstelsels. Burhoe ziet God daarbij als de overmacht waarvoor men te buigen heeft. In de evolutie toont die overmacht zich als selectie. .Je mag gerust God natuurlijke selectie noemen. Het heil van de mens is gelegen in het aanpassen aan of buigen voor de majesteit en glorie van het grote levensprogramma waarin wij leven, bewegen en zijn. Drees is echter van mening, dat Burhoe nu God en wereld laat samenvallen. De spanning tussen wat werkelijk en wenselijk is gaat verloren. Religie moet niet te snel het hoofd buigen voor selectie. Religie kan God niet te snel tot volmaakte goede Schepper uitroepen. Religie kan ons de ogen openen voor mutaties zoals in het leven van Jezus die zich solidariseert met de zwakken. Drees stelt terecht dat er veel onvolmaaktheden zijn, onrecht, lijden, verdriet en afwezigheid van God. God kan niet worden vastgelegd in beelden en verbonden aan plaatsen. We moeten natuur en schepping niet laten samenvallen. De aangetroffen werkelijkheid is niet zo mooi. Religie heeft bv een kritische functie. Het andere, het gewenste heeft betrekking op de marge waar God ontbreekt. Het gewenste wijst naar God die we met ons meedragen maar die blijkt ook ons te dragen.
Peacocke in (Theology for a scientific age) benadrukt nog eens dat onze menselijke lichamen zijn samengesteld uit de zelfde atomen als de rest van niet-organische en organische wereld. Peacocke staat stil bij het begrip MEANING. Meaning en God vallen samen. God was er in het begin d.w.z. dat MEANING er was in het begin. Het leven is the drive toward MEANING. Denken vanuit het einde betekent voor Peacocke dat het uiteindelijke doel van menselijkheid is in God Het gaat dus om de huidige ervaring van God (niet op weg naar het slot van de geschiedenis). We moeten er rekening mee houden dat de aarde ophoudt te bestaan als de zon dooft. Peacocke zegt:
“The christian hope is quite otherwise-it isthe nature of god as the self-offering faithfull creating Love revealed in the life, death and resurectionb of Jesus Christ, God the Word/Logos/Son incarnate.
Hier en nu kunnen we participeren in het leven met God. Ons einde zal ons begin zijn- God zelf.
Onze werkelijkheid is ooit gemaakt van de as van dode sterren. Het wonderbaarlijke is nu dat
het ANDERE oplicht in deze werkelijkheid. Polkinghorne (in zijn Quarks, chaos en christendom) houdt vast aan God als Schepper. Hij houdt het universum in stand en zijn geest en plan vormen de achtergrond van de zich ontwikkelende geschiedenis van het universum. God kent een bepaalde mate van onafhankelijkheid toe aan zijn schepping. Polkinghorne stelt de cruciale vraag hoe God zich verhoudt tot het lijden in de wereld. Hij legt de verantwoordelijkheid bij God. Cellen kunnen muteren en maken de evolutie mogelijk. Maar cellen kunnen besmet raken met kanker en tumoren. Ziekte is dan de onvermijdelijke prijs voor leven. God wilde geen kant en klare wereld produceren. Hij schiep een wereld die in staat is zich zelf te ontwikkelen. Toch ben ik met Polkinghorne niet tevreden. Ik zou van weeromstuit Marcion in de armen vallen. God als Schepper heeft niets te maken met de wereld die volstrekt onvoltooid is. Als ik vasthoud aan God als Schepper dan kan ik niet de vraag uit de weg waarom onze werkelijkheid zo vol ongerijmdheden is. Ik weiger God als Schepper te accepteren als Hij mijn leven verziekt met kanker, handicaps, honger, gebrek, oorlog etc, etc. Als HET ANDERE oplicht in onze werkelijkheid dan sluit ik me aan bij de messiaanse profetieën. De wolf zal bij het schaap verkeren, de panter legt zich neer bij het bokje, kalf en leeuw verkeren samen, koe en berin weiden samen, een kleine jongen hoedt hen, een zuigeling kan spelen met een giftige slang. Verderf en kwaad verdwijnen. Als de aarde vol is van de kennis des Heren, dan zal het ANDERE oplichten. De gewenste werkelijkheid verweeft zich met de werkelijkheid die we thans vaak ervaren. Kanker, oorlog, onheil zal verdwijnen. God pikt het niet en stimuleert de mens tot verantwoordelijkheid voor het realiseren van vrede in de schepping. De aarde is woest en ledig. Duisternis alom. God schept het licht.
De mens is een persoon begiftigd met een geweten en een wil en met van zich zelf bewust intellect Deze geestelijke gaven veroordelen hem tot een levenslange strijd om zich te verzoenen met het Universum waar hij geboren is. Dobzhansky in zijn (Mens, Intelligentie en Erfelijkheid) neigt er toe de aarde te zien als plek waar de vlam van het zelfbewustzijn is gaan branden. De menselijke soort heeft een unieke manier ontwikkeld om zich in zijn milieus thuisgenetische aanleg en omgekeerd. De mens heeft het vermogen verworven om zijn milieu en genen aan te passen maar ook zijn genen aan zijn leven. Dat vermogen heeft hij ontleend aan een nieuw, buiten- genetisch overgebracht complex van adaptieve trekken dat men cultuur noemt. Het ANDERE werkt in onze werkelijkheid als cultuur.
Jacques Monod, zie (Gerard Bodifee in Klassieken van de wetenschap) meent dat het menselijke leven uit blind toeval is ontstaan en door blinde wetten geregeerd wordt. De mens staat alleen in de onverschillige oneindigheid van het heelal waaruit hij toevallig te voorschijn kwam. De mens blijft doelloos achter in deze wereld die doof is voor zijn muziek. Ik moest eens een oom cremeren die het geloof verloren had door het lijden (zijn enige dochter werd geveld door kanker). Ik citeerde Monod. Dat orkestje van mensen in een uithoek van het heeal. Niemand luistert. Ik zei toch: God in wie wij leven, zijn en bewegen luistert als enige. A. van de Beek schreef indrukwekkende boeken. Buitengewoon leerzaam en boeiend. Alleen zijn cultuurpessimisme staat me tegen. Hij schreef onlangs het boek, Is God terug? Het komt zelden voor maar dit boek zou ik via God willen terugbezorgen bij de auteur.
Voor van de Beek is God in Jezus in ons midden. Onze bestemming is de hemel en ons burgerschap is in de hemel. Van de Beek gaat niet op het bovenstaande in. Hij trekt zich terug op het kruis. En hij viert liever elke dag het heilig avondmaal. Vergeleken met van de Beek vind ik John E. Rijnsdorp, zie zijn (Waar wetenschap geloven raakt) eerlijker. Hij omzeilt de wezenlijke vragen niet. De menselijke ziel of geest maakt deel uit van de zeer complexe moleculaire structuur van het lichaam en daarom niet los verkrijgbaar. In deze ziel kermt een man uit het getto van Warschau over God die verstoot, slaat, de mens neerwerpt, foltert, mensen tot voorwerp van bespotting maakt. De man kermt in zijn ziel ten slotte: “maar ik sterf precies zoals ik heb geleefd, roepend, Sjema Israel, hoor o Israel, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is een, uniek in uw handen o God beveel ik mijn geest”. Dit is een uiterst authentiek geluid in de confrontatie tussen wat de bitterheid is en wat zou moeten zijn als het ANDERE oplicht in onze werkelijkheid.
VERSTAND EN GELOVEN EN HUN CONVERGENTE KRACHTENPATROON
Onder rede en verstand verstaan we de opvatting dat alle waarheid voortkomt uit het menselijk denken zonder enige bovennatuurlijke interventie en zonder een beroep op de ervaring van de zintuigen. In navolging van I.G.Barbour stelt McGrath(in zijn Geloof en natuurwetenschap) dat onder meer in de procestheologie God gezien kan worden als tegenwoordig en actief binnen de natuur, handelend binnen de grenzen en beperkingen van de natuurlijke orde. Vermeden moet worden de God die Bonhoeffer de deur wees weer opnieuw binnen te halen. McGrath citeert Coulson, die zegt dat in plaats van God te zoeken in de dingen die niet verklaard kunnen worden, God juist in de opmerkelijke schoonheid en orde van de wereld te vinden is. In de jaren zestig toen we door Bonhoeffer, Robinsom en van Buuren werden beïnvloed en geïnspireerd leerden we om niet aan het geloof de verklaringen toe te kennen die we met ons verstand niet tot een goed einde konden brengen. Nu is het niet zo dat het verstand absolute voorrang geniet en het laatste woord over waarheid heeft. De gelovige kan stellen dat alle dingen in Christus worden samengevat en vervuld zoals Paulus in zijn brieven aan Epheziers en Kolossensen uiteenzet. Deze religieuze interpretatie van de evolutie kan een theologische basis worden. Van Teilhard de Chardin leerde ik al in de jaren zestig dat hierin verstand en geloven convergeren. Taede Smedes in zijn (God en de menselijke maat) laat een waarschuwend woord horen. Over God mag niet gesproken worden alsof God een object is in ons heelal of een verlengstuk daarvan. We mogen ons niet zonder meer aanpassen aan de tijdsgeest van onze natuurwetenschappen. Religie en wetenschap staan niet op het zelfde niveau. Religieus spreken over God staat niet op het zelfde niveau als het wetenschappelijke spreken over de evolutie. Ik heb in mijn theologisch denken altijd de Verlichting serieus willen nemen. In de jaren zestig kritiseerde Joop de Jong mij (rector van het seminarie van de Hervormde Kerk) door mij te zeggen: nu volg je Allart Pierson na die God daagde voor het tribunaal van het menselijk verstand en besluit je de volgende zondag voor het laatst te preken. Convergentie tussen verstand en geloof in een heftig krachtenpatroon. Smedes verwijt theologen dat ze teveel zijn meegegaan met de wetenschappelijke manier van denken. Naar de mening van Smedes is Gods aanbiddenswaardigheid het belangrijkste criterium binnen de christelijke theologie om de adequaatheid en inadequaatheid van bepaalde religieuze spreekwijzen over God te beoordelen. Gods aanbiddenswaardigheid is de onwrikbare peiler onder het christelijk geloof en het centrale criterium van een gezonde theologie. Smedes bepleit metaforisch spreken over God. Gelovigen spreken over dingen waar ze niet over kunnen spreken maar waar ze wel over moeten spreken. Smedes ontkracht voor mijn gevoel het krachtenpatroon. Gods invloed is wetenschappelijk niet meetbaar maar toch voor de gelovige verborgen. Wat moet ik daarmee? Volgens Smedes functioneert het spreken over Gods voorzienigheid als de bril waarmee je de werkelijkheid bekijkt. Je ziet de dingen met andere ogen. Dat roept bij mijn herinneringen op aan de jaren zestig toen ik met mijn gastvrouw in (Wijk aan Zee waar ik vicaris was) vele morgens lang discussieerde over God. Bij het laatste gesprek moest ik vaststellen dat ik een andere bril op had als mijn gesprekspartner. Dat deed mij toen verdriet en pijn. Ik herhaal dat ik het jammer vind dat Smedes het klachtenpatroon verzwakt. Waar het echt moeilijk is bedenkt hij uitwegen die toch onbevredigend zijn. Geloven en verstand zullen convergeren. Maar dat blijkt heavy te zijn. Ik weiger daarvoor aparte brillen te moeten dragen en kies er voor om in het krachtenpatroon ongerijmdheid te aanvaarden.
Darwin, zie (Michael Ruse over Charles Darwin) bezweek onder het krachtenpatroon. Volgens hem is er teveel ellende in de wereld die moeilijk te rijmen is met een welwillende en almachtige God. Volgens Michael Ruse lopen religies uit op mysterie, maar misschien is dit geen uitwijkmanoeuvre maar een weerspiegeling van onze beperkingen en onze nederigheid daartegenover. Hij citeert Paulus die spreekt over de wazige spiegel waarin wij kijken, maar straks staan we oog in oog. Ons kennen is nog beperkt maar straks zal ik volledig kennen zoals ik zelf gekend ben. Deze auteur houdt het krachtenpatroon levend.
We spraken nog niet over tijd en ruimte. Wij zijn zo gewend aan tijd dat we denken in begin en einde. Kerkvader Augustinus bedacht al dat de wereld met tijd is gemaakt en niet in de tijd. Tijd en ruimte zijn er niet van eeuwigheid tot eeuwigheid. Tijd en ruimte behoren tot het gebeuren van de Big Bang. Paul Davis (in Images of the Universe uitgegeven door Carole Stot) merkt op:
”A central feature of quantum mechanics is that alle physical quantities are subject to unpredichkable fluctuations.In quantum cosmologfy these fluctuations involve space and time”.
Geloven en weten zijn wel van uiterst recente datum. God hebben wij mensen gevonden in onze werkelijkheid of God heeft zich laten vinden in onze werkelijkheid. Met deze maakten we geschiedenis. God hebben we uitgeroepen tot Schepper, Bron, en Grond van leven.
Wij weten zo ongeveer hoe alles ontstond. We geloven dat de oertoestand chaotisch en explosief was. We geloven dat God zich daarover ontfermd heeft. De procestheologen hebben daar diep over nagedacht in gemeenschap met hun filosofische voorvaders zoals Plato.
Zij onderscheiden de wereld van de actualiteiten, (geen ding maar een gebeurtenis) de creativiteit en God die door overtuigingskracht harmonie schept. J. van der Veken in zijn
(God en wereld) vertelt ook dat vanuit de ervaring van Gods aanwezigheid in de bevrijding uit Egypte de scheppingstheologie gestalte heeft gekregen. Kierkegaard spreekt over het oneindige kwalitatieve onderscheid tussen God en wereld, (vergelijk S.M.Ogden in God en wereld door J. van der Veken) God is de gans Andere t.o.v. de wereld en de wereld zelf is seculier en profaan. Maar let op: de andersheid van God wordt verstaan als er zijn voor de wereld. Niet tegen de wereld. Daarom wordt de wereld betekenisvol. Het er zijn voor de wereld levert zin op.
“The human soul as nothing but a program being run on a computer called the brain “(vergelijkFramk J.Tipler in The physics of immortality)
Luisteren vreugde beleven, reflecteren, aanbidden en liefde geven zijn mentale activiteiten Ze corresponderen met de mentale activiteit in ons brein. Het gaat hier om “information processing”. Van Bonhoeffer heb ik geleerd dat we niet op zoek gaan naar onontdekte fysieke velden die de transcendente bron van leven zijn. (wat W. Pannenberg suggereert).
Verleidelijk is de gedachtegang van G. L. Schroeder (in zijn The Hidden Face of God) Hij zegt dat God in zijn wijsheid hemel en aarde gemaakt heeft. Wijsheid, informatie, een idee is dan de link tussen de metafysische Schepper en de fysieke schepping. Dat noemt hij het verborgen gezicht van God. Wanneer het universum de expressie is van dat idee dan is ons brein de enige antenne die dit signaal van dat idee kan ontvangen. Toch wil Schroeder emoties, geest, gevoelens en spiritualiteit niet zien als producten van het fysieke lichaam. Schroeder kent in het spanningsveld een primaat toe aan de metafysica. Dat verstoort de convergentie.
Inde jaren zestig werd ik geboeid door P. Smits vergelijk zijn (Veranderend wereldbeeld, mensbeeld en godsbeeld). Tot ongenoegen van mijn hoogleraren nodigde ik hem uit voor een lezing in de aula van onze universiteit. We beluisterden een man die de veranderingen in wereldbeeld, mensbeeld en godsbeeld serieus nam. Smits brengt religie dichterbij de eigen menselijke ervaringswereld. Smits staat stil bij Karl Jaspers. Ook zo’n boeiende filosoof die we in de jaren zestig in een werkgezelschap bestudeerden. Niet te vergeten. Voor Jaspers is de zee de aanschouwelijke tegenwoordigheid van het oneindige. De zee is Ons wonen in geborgenheid is weldadig. De zee echter stijgt uit boven de geborgenheid. Alle vastigheid houdt op. Maar wij zinken niet neer in bodemloosheid. Wij vertrouwen ons toe aan het oneindige Geheim,het onafzienbare, chaos en orde. Smits wil bij God niet denken aan macht buiten de kosmische werkelijkheid. God is voor hem de grond van de totale kosmische werkelijkheid. Een specifiek kenmerk van de religie is dat zij zich richt op de werkelijkheid in haar totaliteit en dus op de als eenheidgedachte en beleefde werkelijkheid. De mens is onderdeel van God, daarom kan hij niet bidden tot God die buiten hem en de werkelijkheid is. We zoeken water terwijl we erin zwemmen. Smits staat ook stil bij Joh. Robinson die in de jaren zestig ons wakker schudde en ons confronteerde met ingrijpende veranderingen. Wij moeten uitgaan van het zijn en het zo zijn van de enige werkelijkheid die we met zekerheid kennen. Dat is ons enige houvast. Iedere uitspraak over God is interpretatie van deze werkelijkheid Wat wij werkelijkheid noemen is de existentiële ervaring van de door de mens geïnterpreteerde wereld. Beleving en verbeelding zijn evenzeer wegen tot kennis van onze werkelijkheid. Als wetenschappelijke waarneming en wijsgerige beschouwing. Mijn enige bezwaar tegen Smits dat hij soms wegen afsluit naar verrassingen van het mysterie in onze werkelijkheid. In de convergentie geeft hij voorrang aan het verstand. Richard Dawkins (vergelijk zijn Een regenboog ontrafelen) is voor ons nauwelijks gesprekspartner als het gaat over convergentie tussen verstand en geloven. Hij maakt geloven belachelijk en trekt zich terug op een vooruitstekende rots van verstand in een zee van vragen die het geloof opwerpt. Dodelijk is zijn venijnige kritiek op Teilhard de Chardin, die hij beschuldigt van zijn toevlucht tot benevelde, euforische poëzie in prozavorm die een van de irritantere manifestaties van de Franse esprit is. Dat moet snel vergeten worden. Dawkins sticht brand in het krachtenpatroon van convergentie tussen verstand en geloven.
We keren terug naar Drees. De natuurlijke wereld is onze werkelijkheid. Er is geen sprake van supernaturalistisch of spiritueel gebied los van deze wereld. In het boek God, humanity and Cosmos, wordt hier kritisch opgemerkt dat er toch een spiritueel aspect aan de werkelijkheid is dat niet adequaat door het naturalisme wordt beschreven. Men is het hier met Drees oneens. Ik vind dat nu in het krachtenpatroon een zekering wordt aangebracht die daar niet thuis hoort. Op dit punt is Drees eerlijker en relevanter. Voor A. G. M.van Melsen (in zijn Natuurwetenschap en natuur) staat een ding vast:mensen bestaan op een bijzondere wijze omdat zij bewustzijn van zichzelf hebben en vragen kunnen stellen aangaande zichzelf en hun oorsprong. Zoekend en tastend naar de eigen oorsprong kunnen mensen God vinden in hun werkelijkheid. Van Melsen tracht in het krachtenveld van de convergentie de balans te bewaren.
Het conflict tussen verstand en geloven wordt toegespitst bij R. J. Mouw (in het boek Esentials of Christian Theology onder redactie van W.C.Placher) wanneer hij fysieke kosmologie en christelijke eschatologie onverzoenlijk naast elkaar zet. De nieuwe schepping geschiedt door goddelijke interventie. De natuurlijke wereld zal zich niet op eigen kracht ontwikkelen tot de nieuwe schepping. Jammer van het primaat aan het geloof boven het verstand.
Een fraai voorbeeld van balans tussen geloof en verstand is het boek van Marcus J. Borg, over (The God we never knew). Hij stelt dat schepping niet gaat over wat is gebeurd maar schepping gaat over wat altijd gebeurt. Hij waagt zich aan een interpretatie van Jezus opstanding uit de dood. Hij wil geen goddelijke interventie waardoor het dode lichaam opstaat. Maar hij kiest ervoor dat Jezus na zijn dood op een radicaal andere wijze wordt ervaren: een spirituele en goddelijke realiteit.