Over de stad is veel nagedacht in de geschiedenis, maar duidelijk is dat dynamiek een stad kenmerkt. Alles beweegt en alles raast voorbij. De stad in het Westen draagt sterk de symboliek van het westers protestantisme: rechtlijnigheid, efficiency, rationaliteit, fatsoenlijkheid, netheid, orde etc., maar we weten al te goed dat steden – waar ook ter wereld – plekken zijn geworden waar vele identiteiten van mensen en groepen in een wereld die onbegrensd raakt, elkaar ontmoeten en ook met elkaar in conflict raken. De Italiaanse kunstenaar Marinetti ontwierp als grondlegger van het futurisme een manifest. Hierin pleit hij voor liefde voor het nemen van risico’s, inzet van energie. Het zijn moed, brutaliteit en opstand die de motoren zijn van de dynamiek in de stad. Mensen als Marinetti werden ook fel bewogen door de lotgevallen van de arbeidslozen, de waanzinnigen en de randfiguren in de steden. We denken aan het fraaie schilderij van Boccioni, die een schilderij van de stad ontwierp. De man was gefascineerd door het verschijnsel tram – dat was nog nieuw – en de auto, maar voorop het schilderij zie je een groot paard dat bedwongen wordt door mensenkrachten. In een stad heerst onzekerheid die mensen doet zoeken. Daarom is het ook plezierig wanneer een stad ruimte geeft aan alle mogelijke cultuuruitingen: schilderkunst, muziekkunst, architectuur, dichtkunst, schrijfkunst etc. etc. Van Park hebben we geleerd dat de stad geen noodlot is dat de mens overkomt. Een stad is een ‘state of mind’. Het is de cultuur van een mens die een stad maakt of breekt. Daarom hechtte de beroemde stedenkenner Manuel Castells eraan om in steden sociale bewegingen te stimuleren die nadenken over de betekenis die toegekend moet worden aan de stad. Er zijn sociale bewegingen op velerlei terreinen: mensen die strijden voor een duurzaam milieu, mensen die vechten tegen de armoede, mensen die zich verzetten tegen een discriminerende immigratiepolitiek, kortom, sociale bewegingen hebben als kenmerk dat ze zich verzetten tegen de uitsluiting van mensen. Als we de geschiedenis van de stad bestuderen, dan kunnen we vaststellen dat de stad uit de markt is voortgekomen. Er is ook wisselend gedacht over de stad. Er zijn vaak negatieve stadsbeelden ontwikkeld. De stad zou zich ontwikkelen tot een Sodom of Gomorra. Op de stad rust een vloek. Kaïn, die zijn broer Abel vermoordde, zou de uitvinder zijn van de stad. Maar toch, wanneer we al deze stadsbeelden nog eens grondig bekijken, en bijvoorbeeld ook letten op bronnen die wij vinden in de bijbel waarin ook steden geschilderd worden die op een geheel andere manier tot ontwikkeling waren gekomen dan de steden in West-Europa na de elfde eeuw, dan wordt duidelijk dat de stad een schepping is, een gave, maar ook een opgave. Je krijgt de stad cadeau, maar je zult er ook wat van moeten maken. Dat is natuurlijk van groot belang. Daarom is het ook altijd goed om te zeggen dat stedelijkheid gekenmerkt wordt door betrokkenheid bij elkaar, door een publieke en een private sfeer. Dat is altijd eigen geweest aan een stad; er is een publieke sfeer en er is een private sfeer. De mens neemt deel aan politieke maatschappelijke verbanden, er moeten dingen voor de stad georganiseerd worden, maar tegelijkertijd is er de privé-mening, het privé-leven, het welzijn van de enkeling. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Ik zei reeds dat de stad voortkomt uit de markt en de markt heeft altijd iets desintegrerends gehad. Op een markt wordt gehandeld, mensen loven en bieden. Stedelijkheid gaat ook over wat een stad aantrekkelijk maakt. Daar hebben mensen een belangrijk aandeel in. Van wat voor stad houden zij? Er is met de stad heel veel gebeurd. De stad heeft zwaar geleden onder de industriële revolutie, toen de mensen vervangen werden door machines. Er moest hard gewerkt worden, want die machines gingen niet vanzelf. Er was kinderarbeid, vakantie bestond niet, mensen waren dag en nacht bezig en stierven soms als ratten. Mumford zegt dat de stad vaak een slachtveld is geworden van maatschappelijke ellende en nog altijd zijn er vele steden in de wereld die iets weg hebben van de hel: mensen leven in slums en getto’s, met de hygiëne is het beroerd gesteld, er is niet voldoende eten aanwezig. Maar de steden, vooral in het Westen, gingen hun eigen gang. Zij ontwikkelden zich tot postindustriële steden waarin de dienstensector en de kennismaatschappij meer tot ontwikkeling kwamen. Ideaal was het als de publieke en de private belangen met elkaar in balans waren. Wanneer privé-personen alleen op zichzelf gericht zijn, gaat dat ten koste van het bestuur en de ontwikkeling in de maatschappij. Maar wanneer alles van bovenaf wordt opgelegd en het bestuur alles in handen heeft, komt de mens weer in verdrukking. Het zal gaan om een balans.
Een voorbeeld daarvan is de verzorgingsstaat. In een verzorgingsstaat kan de burger zich uitleveren aan de overheid. Die moet hem verzekeren van de wieg tot het graf. Dat is niet goed. Dat gaat ten koste van de individuele verantwoordelijkheid. Aan de andere kant is het mogelijk dat de verzorgingsstaat zichzelf om zeep brengt, uitsluitend een beroep doet op de verantwoordelijkheid van de burger en zich terugtrekt. De balans tussen het publieke en het private is opnieuw verstoord. Het gaat er juist om dat in een staat de belangen van mensen worden behartigd, dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen en tegelijkertijd dat de overheid vangnetten maakt voor de mensen die niet meekunnen omdat ze ziek zijn, in de war zijn. Ik vind ook dat iemand als Kreukels altijd terecht gepleit heeft voor een nauwere samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en het particulier initiatief van de burgers. Zij hebben elkaar alledrie nodig. Zij kunnen ook borg staan voor de gewenste balans. De steden hebben natuurlijk onder de door armoede en apartheid veroorzaakte crisis geleden. Nog altijd moeten we er erg alert op zijn dat zwart niet de kleur wordt van arm-zijn. We dienen ons het lot van de gekleurde allochtoon aan te trekken. Laten we wel wezen, het is die mens die de stad maakt of breekt. Mensen zijn geen laboratoriumratten die door omgevingsfactoren worden bepaald en daarop reageren. Een mens heeft een eigen verantwoordelijkheid. Het is de mens ook mogelijk om een netwerk te stichten, om met anderen samen belangen te behartigen. In een stad beschikken mensen altijd over een sociaal kapitaal, een cultureel kapitaal en een economisch kapitaal. Mensen zijn gezegend wanneer ze over alledrie de kapitalen mogen beschikken. Tragisch is alleen dat sommige mensen nauwelijks een economisch kapitaal hebben, maar er ook niet in slagen een sociaal en cultureel kapitaal tot stand te brengen. Dan is de situatie altijd erg slecht.
In een stad behoeft een mens niet ten onder te gaan aan eenzaamheid of gebrek aan aandacht. Kenmerkend voor mensen is dat de ze anderen zoeken, waar ze ook zijn. Dat behoeven niet per se je buren te zijn. Je echte buren kunnen ook aan de andere kant van de stad wonen. De mens kan die netwerken ontwikkelen om het leven overzichtelijk te maken in de ruimte die de stad biedt. Het is zijn subjectiviteit natuurlijk, die bepaalt of een mens zich happy voelt, of hij zich veilig voelt. Er is niet altijd de garantie om een aantal factoren te verbeteren die objectief gezien bijdragen tot de veiligheid: meer lantarenpalen, meer toezicht. De subjectiviteit van een mens is doorslaggevend. Een mens bepaalt op een zeker moment of hij zich inderdaad veilig voelt. Dat is vaak een ernstig probleem in steden. Er wordt veel gedaan om die veiligheid te vergroten, maar dat subjectieve gevoel van de burger is nog steeds niet zoals wij hopen. Dat kan ons ertoe verleiden om de openbare ruimte te gaan verprivatiseren. Dan werken we met camera’s en hebben dus geen ruimte meer waar een mens onbespied kan wandelen, kan praten, kan kijken. In een stad als Rotterdam heeft dat ertoe geleid dat je bekeurd kan worden als je ‘zonder redelijk doel’ in de openbare ruimte verblijft. Zelf ben ik altijd een aanhanger geweest van het probabilisme. In het probabilisme wordt het gedrag niet simpelweg door de omgeving gedetermineerd. De omgeving maakt bepaalde keuzes waarschijnlijker. De omgeving kan uitnodigen tot een bepaald gedrag. De omgeving oefent aandrang uit, maar dwingt niet. Er is eerder sprake van ontmoedigen dan van verhinderen. De omgeving kan bepaalde mogelijkheden versterken en nieuwe mogelijkheden scheppen. Je kunt ook vaststellen dat de omgeving zich op velerlei manieren verhoudt tot het individu. Bijvoorbeeld: 1. fysiek: er is een gebouw voor de mensen;2. functioneel: dat gebouw is er met een bepaalde bedoeling;3. cognitief: mensen kennen een betekenis aan dat gebouw toe voor zichzelf; 4. affectief: het gebouw roept een bepaald gevoel op;5. sociaal: het gebouw schept contactmogelijkheden.
In een stedelijke samenleving vervult een mens vele rollen: de rol van familielid, de rol van werknemer, de rol van hobbyist, de rol van lid van een politieke partij, de rol van lid van een sportclub, noem maar op. Dat betekent ook dat de mens zich in een stad moet leren bekwamen in identity-management, want de identiteit van een mens heeft vele bronnen: de groep waarin hij is grootgebracht, zijn familie, zijn collega’s, zijn buren, de club, kortom, talloze factoren beïnvloeden die identiteit. Ik zei u reeds dat de mens in de stad ook veranderingen tot stand probeert te brengen. Hij is verantwoordelijk voor wat er met die stad gaat gebeuren. Castells heeft ons gezegd dat sociale bewegingen hier een belangrijke rol in spelen, want sociale bewegingen leggen zich toe op de transformatie van de ruimte. Daarin kan een mens ook anticulturen ontwikkelen: de mens wil niet met de stroom mee, hij wil tegen de stroom in zwemmen. In een stad hoort ook altijd oppositie thuis. Die markt heeft ook iets desintegrerends. Het gaat om loven en bieden. Op een markt kan ik een product afnemen en ik kan het laten liggen. Daar heb ik mijn redenen voor. Ik laat me niet alles wijs maken. Wat dat betreft is de stad ook een uitdaging.
Wat wij in de moderne stad waarnemen is een vergaand proces van secularisatie. De wereld is onttoverd, ontgoddelijkt. Mensen nemen hun eigen verantwoordelijkheid, denken na over de dingen, verschuilen zich niet achter God. Secularisatie hoeft niet te betekenen dat mensen niet langer meer geloven dat God bijvoorbeeld de grond onder hun voeten kan zijn – waarom niet? – maar ze weten wel dat ze geroepen zijn om in deze wereld er wat van te maken. Ze kunnen niet zeggen dat God daar wel voor zorgt. Dat is dan jammer. Dat is jouw verantwoordelijkheid. Er zit ook pluralisering in de moderne stad. Mensen komen uit velerlei culturen. Mensen hebben heel verschillende opvattingen. Er is mondialisering; wat mensen elders in de wereld gebeurt, heeft impact op ons. Denk maar aan de economie: een beginnende recessie in Amerika heeft gevolgen voor ons. Wat opvalt in de moderne stad, is dat de mens meer zelf wil bepalen. De mens is dus minder gehoorzaam geworden aan groepen als kerken, politieke partijen, allerlei officiële instellingen. Mensen willen zelf een beetje uitmaken wat ze prettig en goed vinden. Dat beïnvloedt tegenwoordig ook het stemgedrag van mensen. Dat is niet allemaal zo voorspelbaar, hoewel een mens zich ook gek kan laten maken door wat de commercie bedenkt, wat de media presenteren etc. Het ontwikkelen van een anticultuur is niet zo gemakkelijk. Het rationele staat hoog genoteerd in de samenleving, maar we zien toch dat rationaliteit niet langer het laatste woord heeft. Het gaat ook om wat mensen ervaren, wat ze meemaken, wat ze voelen. Daar zal ook rekening mee moeten worden gehouden. Niet alles is rationeel oplosbaar. Een mens is meer dan alleen ratio. Ik vertelde u reeds dat de stad voortkomt uit de markt. Nou is het natuurlijk wel zo dat zo’n markt moet worden bestuurd. Een markt moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een markt moet humaniteit dienen. De markt heeft ook oog voor het algemeen belang. De markt let op duurzaamheid. We kunnen niet alles opmaken en straks niets meer hebben. De markt leert sparen. De markt leert bezuinigen. De markt leert om te saneren. Ik vind de rol van de overheid ten aanzien van de markt belangrijk. Het lijkt mij verschrikkelijk wanneer de markt in de plaats komt van de staat, wanneer de markt zichzelf gaat regeren. Dat zal leiden tot anomie, wetteloosheid. Dat zal de uitsluitingsmechanismen dramatische vormen geven. Uiteraard ben ik ervoor om de markt op peil te houden, om de markt goed te ontwikkelen, maar er zal altijd een koppeling moeten zijn met de zorg voor de zwakken. Ook hier moet weer naar balans gezocht worden, moet de individuele verantwoordelijkheid een kans krijgen, maar ook de zorg voor de mensen die om allerlei redenen niet mee kunnen. Wij leven thans in de elektronische ruimte, waar de virtualisering van het economische leven domineert. Ik zei u net al dat dat kan leiden tot beheerscrises, want wat is de rol van de staat, van de overheid? Wat dat betreft leven we in een wonderbaarlijke wereld, want de internationale verhoudingen worden zodanig, dat de nationale staten steeds minder betekenis krijgen. In Europa valt waar te nemen dat Brussel doorslaggevend is. Een stadsbestuur, al die tussenvormen van bestuur, zijn aan het verzwakken. Ik blijf de deregulering zorgelijk vinden. De staat moet een stuk eigen verantwoordelijkheid hebben. Eigenlijk denk ik dat de staat verantwoordelijk moet zijn voor transport, openbaar vervoer, elektriciteit, gas, ziekenhuizen etc. Tegenwoordig geloven wij in privatisering. De staat trekt zich terug. Dat kan soms heel goed verlopen, maar er zijn ook kansen dat er rampen plaatsvinden, dat niet de belangen van alle mensen gediend worden, dat er mensen buiten
de boot vallen. De veramerikanisering van onze economie is ook niet alles. Verzorgingsstaten geraken soms in crisis. Er is regelmatig een groeiende werkeloosheid, er is inkomensongelijkheid. Soms worden de rechten van burgers aangetast. Je moet je in de stad altijd afvragen wat de zeggenschap van de burger is. Waar heeft die burger nou echt iets te vertellen? Dat kan nooit alleen maar in een deelraad of een gemeenteraad zijn. Op allerlei niveaus in de samenleving moet die burger gehoord worden.
De immigratiepolitiek in onze dagen baart ook zorgen. Grenzen worden gesloten in een wereld die steeds meer ontgrensd raakt. Er is een spanningveld tussen de bescherming van mensenrechten en de soevereiniteit van een staat. Er zijn pakweg honderdtwintig miljoen immigranten, waarvan vijftig procent in de rijke landen verblijft. Van de vluchtelingen leeft slechts dertig procent in de rijke landen. Al die mensen die op drift raken, die van arm naar rijk trekken, proberen hun eigen informele economie tot stand te brengen, maar die kunnen wij weer vercriminaliseren door onze regelgeving. Soms denk je wel eens: laat het maar geschieden. Laat het maar behoren tot de rijkdom van een stad. Laat er maar een ontwikkeling zijn van buurtbedrijven. Probeer dat niet allemaal te stroomlijnen met regels. Ga immigranten niet het leven onmogelijk maken, want het zou heel jammer zijn wanneer nou juist de immigranten en de vrouwen en alle mensen die een kleur hebben, niet meer kunnen meedoen. Persoonlijk heb ik in de stad geprobeerd om via een sociale beweging als een kerk solidariteitsnetwerken tot stand te brengen voor allerlei mensen in de samenleving die kopje onder kunnen gaan: immigranten, vluchtelingen, psychiatrische patiënten, drugsgebruikers, daklozen, armen. Ik lees u in dit verband een passage voor uit mijn dissertatie (pag. 284 etc).De afgelopen jaren zijn de solidariteitsnetwerken onder druk komen te staan. Een stad is in een permanente staat van verandering. De politiek in een stad kan zich keren tegen bepaalde sociale bewegingen. Zo hebben wij dat meegemaakt met de conservatieve liberalen en de aanhangers van Fortuyn in Leefbaar Rotterdam. Dit soort partijen vindt sommige sociale bewegingen bedreigend. Die willen ze er ook uit werken. Er is soms in een samenleving een hoge mate van intolerantie. Er is iets mis met de subjectiviteit van die burger die zich niet veilig voelt, die zich laat mobiliseren tegen de zorg voor randfiguren in de samenleving. Er worden onnoemelijk veel juridische processen gevoerd waarin burgers elkaar tegenwerken. Een stad is naar mijn stellige overtuiging een plek voor alle mensen. Natuurlijk zullen er mensen zijn die kunnen bijdragen aan de onleefbaarheid in een stad, door het hooligan-gedrag, door gewelddadigheid. Daarop zal moeten worden ingegrepen. Maar tegelijkertijd moet je je beseffen dat de mens niet alleen maar een kosmisch wezen is, maar ook altijd nog een stukje chaos herbergt. De stad moet de mens de mogelijkheid geven om dat stukje chaos te kunnen uiten. Daarom is het onverstandig om bordelen te sluiten, casino’s op te ruimen en de illusie te koesteren dat je nu de samenleving onder controle hebt. Zo zit een mens niet in elkaar. Een mens is orde, maar ook drift. Ook hier zul je moeten blijven zoeken naar een balans. Wat Amsterdam wil doen met de wallen, is best begrijpelijk; je wilt een stuk criminaliteit om zeep brengen. Maar gooi het kind niet met het badwater weg.
De globale economie in de wereld is voor velen tot een zegen, maar helaas zijn zeer velen ervan uitgesloten. Hier ligt dus ook nog steeds een uitdaging. Hoe kunnen we de ontwrichtende armoede in de wereld bestrijden? Ik heb jaren gewerkt in Indonesië, in een arm gebied en we hebben er alles aan gedaan om de locale economie te verbeteren. Maar dan leer je ook dat wanneer je een economische expansie tot stand wil brengen, er aan een aantal factoren moet worden voldaan: noodzaak van markten, banen, technologie, overbrenging van mensen en kapitaal. Wanneer het met een van deze factoren niet goed gaat, lukt het allemaal niet. Het is soms heel simpel: wat heb ik aan allemaal auto’s als ik geen wegen heb? En wat heb ik aan een machine als niemand hem kan repareren? Wanneer er niet voldoende educatie is voor de mensen om een vak te leren? Als kapitaal ontbreekt? Als er niemand is die door de slechte wegen mijn producten kan afnemen? Of dat er mensen zijn die gewoon geen geld hebben? Het is niet gemakkelijk om deze wereld zodanig te ontwikkelen dat iedereen een kans krijgt, maar het blijft wel een uitdaging voor de stad. Wie die uitdaging aanvaardt, voelt zich ook verantwoordelijk voor de toekomst van een stad.
Hans Visser december 2006