Hans Visser: Zonder Bijbel wordt het drie keer niks
Wat is uw houvast in leven en sterven? Dat is de kern van de eerste vraag uit de Heidelbergse Catechismus.
In deze serie geven bekende Nederlanders – christenen en niet-christenen – antwoord op deze vraag die zicht geeft op het perspectief in hun leven. Vandaag: Hans Visser (72), emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, vooral bekend vanwege zijn werk als predikant van de Pauluskerk in Rotterdam.
‘De Heidelbergse Catechismus is in de zestiende eeuw ontstaan en daarom natuurlijk een tijd- en cultuurgeboden document. Toch is het een waardevol geschrift in de traditie en ik beschouw het als een van de basisdocumenten van het protestantisme. Of ik er ooit uit gepreekt heb, weet ik niet. Ik denk het niet. In mijn jeugd heb ik in de Oranjekerk in de Haagse Spoorwijk wel catechismuspreken gehoord. Er staan natuurlijk discutabele dingen in: over dat er zonder de wil van de Vader geen mus van het dak valt – maar dat staat er oorspronkelijk niet: er staat “zonder de Vader”. Maar goed, dat neemt niet weg dat we de catechismus serieus tot ons moeten nemen en dat doe ik ook. Het is geen belijdenisgeschrift dat je zomaar bij het afval zet.
nieuwe catechismus
Er zijn pogingen gedaan een nieuwe catechismus te schrijven. In de jaren zestig is dat in de Rooms-Katholieke Kerk gebeurd. Dat was een aardige poging om er een eigentijds document van te maken. Maar dingen raken snel achterhaald. Geloven is altijd een zoektocht, dat moet je niet in dogma’s willen vatten. Daarom voel ik me tot de vrijzinnigheid aangetrokken, daar is ruimte om te zoeken. In Zondag 1 van de catechismus gaat het over “mijn getrouwe Zaligmaker”. Daar heb ik niet zoveel mee. Ook met een begrip als zonde kan ik niet veel. Wat mij houvast geeft, is de naam van God: Ik zal er zijn voor u. Op die naam heeft Israël vertrouwd en die naam heeft God ten diepste in Jezus van Nazareth getoond: Immanuel, God met ons.
Kijk, geloof is een heel ingewikkeld gebeuren. Het kan ook zijn dat God zwijgt, ook al geloof je heilig in die God. Er zijn kritieke momenten, de nachten van het leven. Dan geeft alleen de naam van God je troost en houvast. Het aardige van geloven is dat het je op de been houdt op kritieke momenten. Zo heb ik dat vorig jaar zomer zelf ervaren. Ik ben toen drie maanden behoorlijk ziek geweest, een combinatie van suikerziekte, hartfalen en een knieoperatie. Je wordt dan op jezelf teruggeworpen. Het raakt je niet alleen lichamelijk, het raakt ook je psyche. Het Bijbellezen werd wat minder in die tijd, maar ik ben blijven bidden. Toen herstelde het Bijbellezen zich vanzelf ook weer. Grappig hè?
mens
De openbaring van God loopt altijd via de mens. Via mijzelf kom ik tot God. Uiteindelijk is het idee van God in ons brein opgekomen. Wij hebben het verzonnen. Zo wordt God deel van het leven van alledag. De Bijbel is daarbij mijn bron. Zonder Bijbel wordt het drie keer niks. Ik lees in de regel elke ochtend uit de Bijbel en ik bid dan. Dat is een ritueel dat me houvast geeft. De verhalen uit de Bijbel zijn bedoeld om ons te corrigeren en tot de orde te roepen. Het inspireert mij om mijn mond open te doen en tegen onrecht te strijden. Dat heb ik geleerd tijdens mijn werk in Indonesië, van 1970 tot 1978. Ik was daar een van de weinige mensen die zijn kritische mond opentrok als mensenrechten werden geschonden.
Ik sprak de gouverneur aan op het onmenselijke gedrag van militairen die politieke gevangenen onder stroom zetten. Ik stond alleen in die kritiek en kreeg te maken met tegenwerking. Dat heeft me gevormd. Ik wilde licht brengen op plekken waar mensen in het donker zitten. Ik ben opgekomen voor illegalen, drugsverslaafden, asielzoekers en daklozen. Hun situatie wilde ik wat verbeteren. Het is een bewuste keuze geweest daarin mijn eigen koers te varen en op mijn manier de boodschap van de Bijbel te gehoorzamen. Ik kwam in opspraak toen ik het opnam voor pedofielen. Ook al doen zij domme dingen, dat is geen reden ze af te schrijven. Dat valt in het huidige klimaat niet in goede aarde, maar dat vind ik geen reden het niet te zeggen.
gelukkige tijd
De periode dat ik voor de Pauluskerk werkte, heb ik als een gelukkige tijd ervaren. We hebben als kerk veel mensen geholpen. Ik kwam in contact met mensen die niet-gelovig waren. Ik werd ook gevraagd om niet-gelovigen te begraven. Dan probeerde je bij zo’n rouwdienst hen niet de hemel in te praten en niet te vroom over hen te doen. Dat zou niet passen. Ik liet in het midden waar zij na hun dood terechtkwamen. Zelf geloof ik niet zo in een leven na de dood. Je zult misschien bij God zijn, maar daar kan ik me niet zo bar veel bij voorstellen. Ik heb geen angst voor de dood, hoor. Ik geloof dat niets ons kan scheiden van God, ook de dood niet. In het Johannes-evangelie staat dat wie in Jezus gelooft, het eeuwige leven al heeft. Je neemt daar nu al aan deel. Dat vind ik een mooie gedachte.
Alle dingen zijn tijdelijk. Je raakt na je dood in vergetelheid. Je bent er, en dan ben je weer weg. We zijn als bloemen die groeien, bloeien, verdorren en dan door de wind worden meegenomen. Wat ik nalaat interesseert me niet zo. Kijk, dat schilderij met de Jeremia van Rembrandt heeft mijn moeder geborduurd. Ik heb het gekregen na haar dood, het is een goede herinnering aan haar. Zo zal het gaan, denk ik. Je zult herinnerd worden. Dat is wat overblijft na je dood. Meer niet.’
Nederlands Dagblad 26 maart 2015, auteur: Roeland van Mourik