Van Verzorgingsstaat tot Veiligheidsstaat
Het is de kunst om de balans te vinden tussen het private en het publieke. Het Nederlands drugsbeleid kwam tot stand toen het publieke nog domineerde. Hulsman en Baan pleitten in de jaren zeventig voor normalisering van het drugsgebruik. In hun ogen heeft criminalisering een averechts effect. Het drugsprobleem is een volksgezondheidprobleem. De politie maakt ook niet langer meer jacht op de individuele drugsgebruiker. Het was ook de tijd dat we hier in Rotterdam met groepjes gebruikers discussieerden met de latere politiecommissaris Tjibbe Reitsma, die een omslag wenste. Er was in 1987 brede steun voor het ontstaan van Perron Nul. De junkiebonden waren inmiddels van de grond gekomen en de overheid hechtte aan harm reduction. Harm reduction betekent altijd tolerantie. Het gaat om respect voor persoonlijke keuzes en voor de rechten van de mens. Harm reduction wil de bescherming van de gezondheid. Zij die actief waren in de harm reduction engageerden zich met de gemarginaliseerde mensen, groepen waar armoede, werkeloosheid, ziekten, mentale gezondheid, onbekwaamheid ten gevolge van psychische kwalen en stoornissen de agenda bepaalden. Drugsgebruik werd neutraal benaderd en niet moralistisch: een drugsgebruiker is een soeverein burger met een eigen autonomie. Het drugsbeleid moet gebaseerd zijn op de praktijk en de wetenschap en niet op ideologie. Geen ‘war on drugs’, geen drugsvrije samenleving, maar respect voor mensenrechten. De junkiebonden functioneerden in die tijd nog als echte belangenverenigingen onder leiding van eigen mensen zoals Nico Adriaans. In 1981 bepleitten wij tijdens het eerste symposium in de Pauluskerk voor de medisch-sociale heroïneverstrekking. De pleitbezorgers van toen werden voor gek verklaard, maar tragisch is wel dat wij de drugsscene in dit land hebben laten verzieken door de cocaïne voordat we omstreeks 1997 geraakte tot de aanvaarding van voorstellen voor heroïneverstrekking. Uit mijn lezing uit 1981 neem ik nog het volgende citaat over:
De schrijver Franz Kafka heeft een diepgaande invloed op mij uitgeoefend met zijn verhaal over de ‘gedaanteverwissling’. De hoofdpersoon ontdekt op een morgen, dat hij in een monsterachtig gedierte is veranderd. Het verhaal schildert ons het dramatisch verloop van de communicatiestoornissen tussen Gregor Samsa en zijn naaste omgeving. Gregor stelt vast, dat zijn omgeving hem niet begrijpt. Hij wordt in toenemende mate niet meer als mens, maar als beest behandeld. De familie isoleert hem. Hij wordt niet serieus genomen. Zijn kamer met dierbare spullen wordt leeggehaald. Gregor wordt steeds meer geconfronteerd met het feit, dat zijn familie alle rotzooi naar hem toeschuift. Hij is toch geen mens meer. De kamer waar hij verblijft wordt een vuilnisvat. Hij zou willen genieten van vioolspel, maar de familie kan niet begrijpen dat een dier daarvan houdt. Het slot is dramatisch. De zuster van Gregor is ten einde raad. Zij wil tegenover het ongedierte niet langer de naam van haar broer uitspreken. Zij concludeert: wij moeten hem kwijtraken. Volgens haar moet hij weg. Als Gregor hoort dat zijn zuster hem weg wil hebben, dan raakt hij aan het eind van zijn leven. Hij denkt nog met ontroering aan zijn familie en sterft.In Gregor Samsa heb ik de drugsgebruiker herkend. Hij is zo veranderd, dat de communicatie steeds moeilijker wordt. De drugsgebruiker raakt geïsoleerd en staat bloot aan vergaande verloedering als hulp uitblijft. Hij kan zijn verslaving niet uitleggen. De samenleving reageert alleen op de overlast die hij geeft. Hij moet weg. De tolerantie tegenover de drugsgebruiker is minimaal.
We hebben altijd gepleit voor het zogenaamde aanvaardingsmodel.
Aanvaarding speelt een belangrijke rol in mijn werk. De dialoog vervult een vitale functie in mijn missiologische overwegingen. Aanvaarding betekent niet, dat wij ons neerleggen bij de toestand van verloedering, waarin medemensen terecht kunnen komen door het gebruik van drugs. Het zijn feiten, die onze aanvaarding vereisen. Mensen kunnen redenen hebben om drugs te gebruiken. Zij kunnen niet verder zonder alcohol, heroïne of cocaïne.Aanvaarding betekent, dat je de ander binnenlaat, de ander accepteert als naaste, de relatie met hem aanvaardt als iets wat ons aangaat. Aanvaarding betekent, dat je de lasten aanvaardt, die een ander je bezorgt. Het betekent ook, dat je naast de ander gaat staan.Echte solidariteit houdt in, dat je je begeeft op het niveau van haar of hem, jezelf niet méér voelt. Aanvaarding houdt niet op als de ander zich schuldig maakt. Aanvaarding mag niet selectief zijn. Conditionele aanvaarding wordt verworpen. Aanvaarding betekent overigens ook niet, dat je iemand bij voorbaat excuseert. De ander blijft verantwoordelijk voor zijn daden. Aanvaarding wortelt in liefde, die bekommerd is om het welzijn van de ander.
Wij zagen in die tijd in het publieke de overheid, de samenleving als de hoofdverantwoordelijke in het spel. Dat vraagt toch om een kritische notitie. De verantwoordelijkheid werd bij de gebruiker gereduceerd. In de verzorgingsstaat gingen mensen namelijk rechten claimen op bijstand, overheidssteun. Mensen werden gewoon de hand op te houden en passief te worden. Wat werkelijk sociaal bedoeld was, werd vaak misbruikt. Denk aan het oneigenlijke gebruik van de toenmalige WAO-wetgeving. Wij mikten op een verantwoorde zorg voor de gebruikers. Ik herinner mij nog gesprekken met Tjibbe Reitsma over het gedrag van Perron Nul-bezoekers, dat niet ingrijpend veranderde toen wij de drempel voor hen hadden verlaagd. De component van de eigen verantwoordelijkheid werd verwaarloosd. Ik kon mij soms mateloos irriteren over het gedrag van gebruikers, die de hele dag passief doorbrachten. Eigenlijk wilde ik hen aan het werk zetten. Ik herinner mij dat ik in de jaren 1987-1989 aan de toenmalige wethouder Henderson voorstelde om de uitkering van gebruikers alleen uit te keren indien zij iedere dag van 9.00 – 13.00 uur wilden arbeiden, bijvoorbeeld het schoonhouden van de stad. De toenmalige Partij van de Arbeid zag dat niet zitten. Onze conclusie moet dan ook zijn, dat de verzorgingsstaat in die jaren inbreuk maakten op de individuele verantwoordelijk van de burger.
Thans leven wij in de veiligheidsstaat. Er is een geweldige omslag gekomen. We hoopten nog even aan het eind van de jaren negentig dat er een evenwicht zou ontstaan tussen het private en het publieke. In de jaren 1998-2000 waren wij daar heel dichtbij. Maar helaas, ook hier is het evenwicht opnieuw verstoord geraakt. Het publieke treedt nu terug. Alle kaarten worden nu gezet op het private. De mens, onder wie ook de gebruiker, draagt zelf de totale verantwoordelijkheid. Ook wordt de aanval op de openbare ruimte geopend. De ‘social city’ als een ontmoetingsplaats wordt aangetast. Wij zien ook dat de openbare ruimte steeds meer geprivatiseerd wordt: overal cameratoezicht, slagbomen, politie en security. Veiligheid zou de afgeleide moeten zijn van het sociale, maar veiligheid is een doel op zichzelf geworden: meer gevangenissen, van de mislukte SOV-dwang gaan we weer naar de ISD, meer camera’s, meer mensen in een cel, de invoering van identificatieplicht, eindeloze controles. Natuurlijk zal er in de publieke ruimte altijd sprake zijn een risico, een onzekerheid en een kwetsbaarheid, maar het mooiste is en blijft als wij elkaar surveilleren. Security moet gereduceerd worden en de politie is er voor de extreme gevallen. Niet zoals nu, dat mensen bekeurd kunnen worden als zij op een bankje slapen, een joint roken of – zoals dat tegenwoordig heet – ‘zonder redelijk doel in de openbare ruimte verblijven’. Overal is er cameratoezicht, zijn er bewaakte ingangen, is er security in warenhuizen en discotheken, etc. De balans tussen het private en publieke slaat door. De openbare ruimte wordt een plek waar zich een urban-drama voordoet. Er worden No-Go-Areas geschapen. We argwanen elkaar. De tolerantie daalt. Overlast wordt gelijkgesteld aan criminaliteit. Wij projecteren onze angst en onze vooroordelen op de zogenaamde gevaarlijke groepen, die gelabeld worden: drugsgebruikers, hoeren, pedo’s, zwarten, moslims. De politie stigmatiseert op wrong people, wrong age, wrong sex, wrong place en wrong time. De zerotolerantie heerst alom, ondersteund door de APV-verordeningen. Er wordt geroepen om ‘Law and Order’. Ook de veranderende bevolkingssamenstelling in de binnensteden, waar nu veel juppen wonen doet de tolerantie dalen.
De Engelse hoogleraar strafrecht Barbara Hudson constateert dat we tegenwoordig in de veiligheidsstaat eindeloos gebruik maken van allerlei elektronische hulpmiddelen. De strategie van repressie richt zich op groepen in plaats van op individuen. Hinderlijk gedrag is gelijk geworden aan crimineel. Groepen worden uitgesloten uit het publieke domein en zwakken worden de dupe. De politie treedt soms respectloos hard op. De drugshandel gaat ondergronds en onttrekt zich aan de publieke waarneming. Men heeft de mobiele telefoon, de scooter, etc. Er zal een andere wind door onze samenleving moeten gaan waaien, willen wij weer trachten om de balans tussen het private en het publieke te bereiken. Er zal weer herstel van vertrouwen moeten komen, want dat alleen zal leiden tot een vermindering van de criminaliteit. De stedelijkheid – dat is datgene wat de aantrekkingskracht is van een stad – dient gebaseerd te zijn op gedeelde belangen, ook verslaafden, hoeren, vrouwen met een boerka en gestoorden horen daar bij. Wij moeten geen dominante taal of religie willen. Dat komt neer op bloed en bodem. Er worden dan fascistoïde tegenstellingen geschapen, zoals anti-islam, anti-buitenlander.
Krupat heeft diep nagedacht over veiligheid. Hij nam een park als voorbeeld en wilde het park objectief veiliger maken: overal lantarenpalen, bewakers, camera’s. Maar hij ontdekte dat de burger zich pas veilig voelt als hij in die veiligheid gelooft. Zijn subjectiviteit gaat uit boven de objectiviteit van allerlei veiligheidsbevorderende maatregelen. Laten we wel wezen, mijn veiligheid hangt samen met die van anderen. In dialoog gaan we er samen wat van maken en weten we ook dat we met elkaar verbonden zijn. Dat luidt tolerantie in en dat is de basis voor mijn veiligheidsgevoel. Laten we van de stad een vrijplaats maken, een plek van bescherming en een leefruimte voor anderen. De negatieve kant van de huidige ontwikkeling is dat de solidariteit is afgenomen. Privacy is doorslaggevend geworden. Ieder wordt op eigen verantwoordelijkheid afgerekend. Er is geen mededogen met de zwakken die de eindstreep niet kunnen halen. Het drugsgebruik wordt als hinderlijk ervaren. Het is verrassend dat in een land als het onze daar geen geweldig verzet tegen losbarst, maar het zal wel komen – zoals de ombudsman onlangs verklaarde – doordat een Nederlander meer pragmatisch dan principieel is. Dat is overal merkbaar. De staat heeft zich teruggetrokken en verschanst zich achter de repressie. De staat onthoudt zich van regulering van gebruik en handel in drugs. De huisdealers zijn gesneuveld. Het gedoogbeleid is om zeep gebracht. In heel vroege tijden konden de indianen in Zuid-Amerika de coca gebruiken en ervaren als een gift van de goden: de queen, mama coca. Maar met de komst van westerlingen begint de cocaïne haar tocht naar slechtheid en zonde. De plant, eens als een zegening ervaren, wordt nu een vloek. De bizarre ‘war on drugs’ breekt uit. Ten gevolge daarvan is het gebruik van coca gedegenereerd tot basen.
Ten slotte, u weet dat ik er altijd een voorstander van ben geweest om het smalle pad te zoeken tussen enerzijds het verbod van drugs en anderzijds het zomaar vrijgeven. Alle drugs dragen risico’s en het overheidsbeleid zal op die risico’s afgestemd moeten zijn. De overheid zal goede voorlichting moeten geven en bepaalt de leeftijden en de verkrijgbaarheid. Sommige drugs met hoge risico’s zullen alleen via een apotheek verkrijgbaar zijn op doktersrecept. Er zullen misschien zoals nu drugs in een medische verstrekking plaatsvinden. Soms kunnen drugs hoogdrempelig verkocht worden, zoals sterke drank in slijterijen. Er zijn heel veel maatregelen te nemen om het drugsbeleid te sturen. Laten we ook wel wezen, in een stad als de onze zal nooit een drugsvrije samenleving aanbreken. Het ware beter dat wij weten dat mensen en drugs bij elkaar horen en dat we daarin een beleid maken. Daarom eindig ik nog weer eens, ook op dit laatste symposium in deze kerk over drugs, met een pleidooi voor dit smalle pad. Het zal nog een lange weg te gaan zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat eens ook hier het gezonde verstand zal toeslaan.
Hans Visser24 mei 2007
Hans Visser april 2005