Op verzoek van hare majesteit (deel 2)
Dood van Beckman schreef Hoornik: Niet om de ideologie, die hij aanhing, noch om de overtuiging die hij beleed, was hij ons aller vriend, maar om zijn zielskracht, die ons sterkte, zijn karaktervastheid, en oprechte handelswijze, die eerbied afdwongen en om zijn talent en kennis, die ons verrijkte
Hoornik dichtte:
Die avond vielen vlokken
sneeuw in zijn korte haar
uit de barak, verbrokkreld
klonk het lied van een guitaar
Toen schoof hij zacht zijn arm
onder mij door
Zeg mij-zijn stem werd warm
aan wie ik toebehoor
Soms lezend in Homerus
leef ik buiten de tijd
Maar dan neemt weer de wereld
Mij binnen haar bereik
Het licht van een lantaren
Gleed over zijn gezocht
Stilstaande bleef hij staren
Ver ineen sneeuwen licht